Bomvol Talent!

 

Talentontwikkeling voor elke Rotterdammer. Niet om geld of macht te verwerven, maar om met het leren van nieuwe kennis en vaardigheden een rijker mens te worden. zo bouwen we met talentontwikkeling aan een inclusieve en verrijkte stad.

Rotterdam is namelijk geen verzameling bruggen, wegen en gebouwen. Rotterdam is een verzameling mensen die dankzij hun talenten een onschatbare waarde toevoegen aan onze stad. Een stad Bomvol Talent!

In het Portret Bomvol Talent leest u verhalen van cursisten en docenten die hier uitdrukking aan geven.

In deze editie het verhaal van Iris Voskuil.

Toen ik vijftien jaar oud was, werd ik verliefd op Francisco, een Spaanse jongen die ik leerde kennen tijdens mijn vakantie op de Canarische Eilanden. Hevig verliefd als ik was, wilde ik bij terugkomst in Nederland natuurlijk contact met hem houden en ik zocht naar een manier om met hem te kunnen corresponderen. Moderne technieken als nu bestonden toen nog niet. Ik gebruikte de studieboeken van mijn oudere zus om mezelf Spaans te leren. 

 

Dit bood me de gelegenheid om brieven naar Fransico te schrijven, we schreven elkaar lange brieven waarin we eindeloos beschreven hoe zeer we elkaar toch misten. Mijn Spaans werd echter steeds beter en al snel ontdekte ik fouten in zijn brieven; schrijffouten, spellingsfouten, stijlfouten. Om een lang verhaal kort te maken:de liefde voor Francisco ging voorbij, om geheel andere redenen dan zijn taalgebruik overigens, maar de liefde voor de Spaanse taal is altijd in mij blijven bestaan. 

 

Een aantal jaren later, ik was toen zo'n twintig jaar oud, begon ik met een cursus Spaans bij de Volksuniversiteit Rotterdam. De liefde voor de taal bleek nog steeds wederzijds, de Volksuniversiteit was voor mij de perfecte plek om mijn Spaans te verbeteren op een interactieve manier in het gezelschap van sociale en leergierige mensen. De cursussen op de Volksuniversiteit smaakten naar meer en bleken voor mij een ideale springplank, daarna besloot ik namelijk Spaans te gaan studeren in Utrecht, met succes. 

 

In 1989 solliciteerde ik bij de Volksuniversiteit als docente Spaans. Ik was ondertussen nog aan het studeren, maar werd toch alvast aangenomen voor de cursus Spaans op Reis. Het bleek ontzettend leuk om plotseling ook andere mensen enthousiast te maken voor de Spaanse taal. Het was mijn eerste baan als docente Spaans en ik ben er nooit meer weggegaan. Inmiddels werk ik al 34 jaar met heel veel plezier aan de Volksuniversiteit Rotterdam. Ik heb heel wat groepen mogen onderwijzen en heb mezelf en anderen het plezier mogen geven dat de Spaanse in zich meedraagt. 

 

Naast het lesgeven bij de Volksuniversiteit geef ik ook les in het reguliere onderwijs. Momenteel op het MBO, op een Hotelschool gelegen in Den Haag. De combinatie van lesgeven aan jongeren en volwassenen is heel afwisselend en houdt me zodoende scherp en flexibel. Het mooie van lesgeven op de Volksuniversiteit is dat je, in tegenstelling tot op veel andere scholen, enkel cursisten onder je hoede krijgt die de Spaanse taal uit eigen motivatie willen leren, niet omdat het van een ander moet. 

 

Het is bovendien heel leuk om te zien hoe hecht een groep cursisten kan worden. Begin jaren 90 had ik zo’n groep. O, ik weet het nog goed. Een aantal oudere dames en één heer die het prima met elkaar konden vinden. Ze spraken regelmatig leuke dingen met elkaar af. Ze gingen ook een keer met elkaar op reis naar Spanje. Het samen blijven leren hield ze jong en levenslustig.  Zelfs toen ze geen les meer van mij kregen, bleven ze me er bij betrekken. Tot op de dag van vandaag, al tientallen jaren dus, doen ze dat nog steeds. Binnenkort ben ik weer eens aan de beurt om ze van wat Spaanse gastvrijheid te voorzien en nodig ik ze uit voor tapas in mijn tuin. 

 

Kijk, dat illustreert in een notendop het sociale aspect van de Volksuniversiteit, het is een plek waar mensen samenkomen, iets leren, en bovendien elkaar leren kennen. Een plek waar mensen kennis opdoen en kennis maken met elkaar. Daarom ga ik er nooit meer weg en is het mijn streven om er tot minstens mijn tachtigste te blijven werken!   

 

Iris Voskuil-den Bakker 

 

Docent Spaans


 

In deze editie het verhaal van Quirin Laumans.

 

Elke vrijdagochtend ben ik te vinden op de Volksuniversiteit. Twee uur lang verlies ik mij helemaal in het tekenen en schilderen. Op weg naar de les denk ik altijd: Wat zou Matthijs nu weer voor ons in petto hebben? Het is steeds weer een aangename verrassing.

 

Ik woon om de hoek van de Volksuniversiteit, tien minuten lopen. We hebben sinds een half jaar een hond. Tijdens de wandelingen met de hond liep ik steeds langs dat grote gebouw, tegenover die mooie motorfiets. Ik dacht: laat ik eens kijken wat je hier allemaal kunt doen.

 

Twintig jaar geleden heb ik al eens schilderles gehad. Mijn zusje woonde destijds in Bergen en ik logeerde bij haar. Ik stond op het punt om voor mijn werk naar Afrika te vertrekken. ‘Als je in je eentje in Afrika zit, moet je daar wel iets te doen hebben,’ zei mijn zus. Ik ben op schilderles gegaan. Eerst een tijdje in Bergen, daarna in Afrika. Ik heb daar vooral portretten geschilderd. Na vier jaar vertrok ik weer naar een ander land. Het schilderen verwaterde. Mijn hele carrière heb ik in het buitenland gewerkt. Mijn schilderwerken heb ik altijd meegenomen.

In 2017 zijn we in Rotterdam komen wonen. En nu heb ik het tekenen en schilderen weer opgepikt. Als ik in het klaslokaal ben, zit ik er meteen helemaal in. Heerlijk is dat! Het gaat me best makkelijk af.

 

Matthijs zet steeds een stilleven voor ons klaar. Bijvoorbeeld een zonnebloem in een vaas, een grijsblauwe vis of een stronk hout. Die boomstronk leek in mijn tekening trouwens meer op een nijlpaard dan op een stuk hout.

 

Wat ik best lastig vind, is om de juiste kleuren te mengen. Schaduwen tekenen vind ik ook niet eenvoudig. We tekenen bijvoorbeeld een vaas na, en dan zegt Matthijs: ‘Teken nu de schaduw van de vaas erbij’. Dat vind ik moeilijk. Matthijs zegt dat ik snel werk. Dat klopt wel, na anderhalf uur is mijn concentratie op. Matthijs is een heel toegankelijke docent. Hij stimuleert ons en is betrokken. Hij is down to earth. De groep is leuk, al heb ik er niet zoveel contact mee. Mede door mijn gehoor. Aan het eind van de les bewonderen we elkaars werken.

 

Wat ik in de les gemaakt heb, deel ik met mijn familie. ‘Indrukwekkend,’ zeggen ze dan. Soms zet ik iets op mijn Facebookpagina. Bijvoorbeeld de kerstster die ik tekende vlak voor kerst. Daar kreeg ik leuke reacties op. Thuis doe ik nog helemaal niets aan tekenen of schilderen, maar dat ben ik wel van plan. Ik zal eens langs zo’n winkel gaan om wat materiaal te kopen. Mijn doel is om korte, kleine schetsen te maken van wat ik buiten op straat zie, als ik wandel met de hond. Dan ga ik op stap met een klein schetsboekje in mijn zak.

 

We hebben nog heel wat lessen voor de boeg, ik ben erg benieuwd naar wat we nog allemaal gaan doen. Ik denk dat ik volgend seizoen wel weer een cursus uitzoek.

 

 

In deze editie het verhaal van Agostinho Santos.

 

Op de leeftijd van 13 jaar ben ik vanuit Kaapverdië naar Nederland verhuisd en alwaar ik ben opgegroeid in de wijk Rotterdam-West, waar veel Kaapverdianen woonden. Als puber was ik vooral op zoek naar mezelf in een voor mij vreemd land. Ik vond het bijvoorbeeld nogal “stom” dat de kinderen van mijn leeftijd op straat knikkerden. Mijn schoolcarrière ben ik gestart in een internationale schakelklas voor anderstalige kinderen. Daarna heb ik het voortgezet onderwijs gevolgd en de opleiding Post HBO NT2 docent. Ik geef nu al 15 jaar les in het vak Kaapverdiaans. Allereerst vanuit mijn eigen instituut en vanaf 2020 ook aan de Rotterdams volksuniversiteit (RVU). Ik vind het prachtig om Nederlandssprekende mensen Kaapverdiaans te leren, maar ook kinderen van Kaapverdianen, die thuis geen Kaapverdiaans hebben gesproken. 

 

In Kaapverdië vond men het zo bijzonder dat dit vak werd gedoceerd aan de Rotterdamse volksuniversiteit, dat het voorpagina nieuws werd in de krant van juni 2021. Op dat moment was de RVU het eerste taleninstituut in Europa dat dit vak op het menu had staan.

 

In 2019 heb ik het boek "Kriol de Barlavento” geschreven. Hierin werk ik met een methodiek om Nederlandstaligen, Kaapverdiaans te leren. Het Kaapverdiaans alfabet (ALUPEC), wat nog niet officieel is, heb ik omarmd en vertaald naar een simpele vorm. Dit boek wordt nu tijdens mijn lessen gebruikt.

 

Lesgeven is mijn grootste passie. Het vak lesgeven, kun je niet alleen uit boeken of colleges leren. Ik zie het als een gave. Ik mag mijn energie en creativiteit tijdens mijn lessen toepassen. Ik ben een gezegend mens.

 

 

In deze editie het verhaal van Aharon van Ochten.

 

 

Niet zo heel lang geleden ben ik er achter gekomen dat ik van Joodse afkom ben. Mijn oudoom lag op sterven en zei tegen mijn moeder dat hij iets moest vertellen. Hij vertelde dat onze familie Joods bloed heeft. Vanaf dat moment ben ik mijn speurtocht begonnen. Ik was nieuwsgierig. Wat is dat, het Jodendom? 

 

Cultuur begint met het leren van een taal. Ik ben gaan zoeken waar ik Hebreeuws kon leren. Dat is nu een jaar of vier, vijf geleden. Ik woonde toen in Rotterdam en kwam bij de Volksuniversiteit terecht. Hier heb ik twee jaar Hebreeuws gevolgd. Het was een leuke groep met een stuk of veertien mensen. We eindigden elk jaar met de Pesach viering. Ik heb daar leuke, warme herinneringen aan. Onze docente leerde niet alleen de taal, maar vertelde ook veel over de cultuur. Sommige uitdrukkingen begrijp je alleen binnen een cultuur.

 

Ik leer niet makkelijk, ik heb een vorm van dyslectie. Je moet jezelf steeds uitdagen om te leren. Je moet jezelf eigenlijk trainen om jezelf uit te dagen. Dan lukt het wel. Het spreken vind ik het moeilijkste van een taal leren. Van de docente kregen we twee goede tips die ik altijd heb onthouden. De eerste tip was: ga niet het Hebreeuws naast het Nederlands leggen. De tweede tip:

Wat kan er vanaf totdat ik het begrijp? Welke woorden kan ik van de zin weghalen, wat blijft er over? Haal dingen weg tot de kern overblijft.

 

Mijn toenmalige vrouw vond het maar niks, dat ik zo met het Hebreeuws en het Jodendom bezig was. Maar als ik tegenstand krijg, denk ik: ik zit op de goede weg. Ik ben juist verder gegaan in mijn zoektocht.

Inmiddels heb ik een andere partner en woon ik in Den Haag. Mijn familie heeft weinig met het Jodendom, het is misschien te pijnlijk. Ze willen er niets mee te maken hebben. Maar mij spreekt het enorm aan. Ik heb mij aangesloten bij een Orthodoxe synagoge in Den Haag. De taal Hebreeuws gebruik ik dagelijks. Ik leer mijn kinderen nu zelf Hebreeuws. Mijn jongste zoon voed ik Joods op. In de Joodse cultuur is het belangrijk om dingen te leren, dingen uit te vinden, te studeren. Dat wil ik graag mijn kinderen meegeven. Ga naar de bibliotheek, leen boeken, ga lezen.

 

Ik heb het idee dat er tegenwoordig meer interesse is in het Hebreeuws. Je komt op internet veel taalcursussen tegen, maar ik denk dat klassikaal les krijgen veel meer brengt. Je hebt iemand naast je staan die je corrigeert. Als je niet gecorrigeerd wordt, ga je het niet leren. Ik kom nu bijvoorbeeld tegen dat je Oud-Hebreeuws ofwel Bijbels Hebreeuws kunt leren op internet. Dan denk ik: koekoek. Leer eerst de basis, liefst op een school. Het is net alsof je oud-Hollands gaat leren, zonder dat je de Nederlandse taal spreekt. Ik zou als tip geven: ga eerst naar de Volksuniversiteit voordat je aan een internetcursus begint. Dat moet je minimaal twee jaar gevolgd hebben. De basis moet je goed leren.

 

 

 

 

In deze editie het verhaal van Diana El Yaakoubi van ‘t Hof.

 

In de jaren 90 heb ik eens een korte cursus schilderen op de Volksuniversiteit gevolgd. Thuis tekende ik altijd portretten, daar leerde ik stillevens maken. Ik heb het zo naar mijn zin gehad, ik werd altijd in mijn waarde gelaten.

 

Via Facebook heb ik mijn man leren kennen. Ik voeg niet zo snel mensen als vrienden toe, je hoort zoveel vreemde verhalen. Via via hoorde ik dat het een goed persoon was. We zijn met elkaar gaan praten, schrijven eigenlijk. We gebruikten Facebook messenger. Dat hebben we een half jaar gedaan, daarna nodigde hij mij uit om naar Marokko te komen. Ik hoefde er niet lang over na te denken. Daar stond ik, alleen op het vliegveld van Casablanca. Het eerste uur zag ik niemand. Toen dacht wel even: wat doe ik hier? De mensen daar waren erg aardig. ‘Kom maar met ons mee.’ Of ze wilden een taxi voor me regelen. Maar ik bleef wachten totdat hij eindelijk aan kwam lopen, samen met zijn broer. Bleek dat ze aan de andere kant van het vliegveld stonden. We moesten de bus in, zes uur rijden. Onafgebroken hebben we met elkaar gepraat. Het was een waterval aan woorden. Ik was op slag verliefd. Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt. Op het laatst ben ik op zijn schouder in slaap gevallen.

Zijn hele familie ontving mij heel hartelijk, er stond heerlijk eten voor me klaar en mijn bed was boven opgemaakt. We hebben veel koffie met elkaar gedronken, maar ik kon amper met zijn familie praten, omdat ze geen Engels konden. Dat vond ik jammer. De meeste familieleden spraken wel Frans. Toen ik terug in Nederland was, ben ik Frans gaan leren. Zo kwam ik terug bij de Volksuniversiteit. Ik vond het moeilijk in het begin. Dominique, de docente, heeft mij er echt doorheen gesleept. Ze zei: ‘Loop eens door de klas en benoem dingen in het Frans.’ Het wordt echt leuk als je een taal begint te begrijpen. Als je een verhaal bedenkt en dat in het Frans kunt vertellen. Nu kan ik een aardig woordje met zijn familie kletsen.

 

Mijn man en ik trouwden in Marokko bij de Iman. Ik kreeg een mooie jurk van een van zijn zussen. Mijn Islamitische naam is Fatima. Tussen ons voelde het zo goed, geen enkele twijfel. Een match made in heaven.

Er volgde een hoop papierwerk, maar dat is ons allemaal gelukt. Inmiddels woont mijn man hier bij mij in Nederland. Het gaat geweldig, hij heeft inburgeringscursus 2 gehaald en werkt bij vishandel Ruud den Haan in Kralingen.

 

Onze pleegzoon Adyl, een neef van mijn man, komt in september naar Nederland. Hij komt bij ons wonen. Ik kijk daar erg naar uit. Hier kan hij een betere opleiding krijgen. Hij is veertien en spreekt alleen Arabisch. Daarom ga ik in januari Arabische les volgen aan de Volksuniversiteit. Mensen om me heen zeggen: ‘Joh, dat is hartstikke moeilijk!’ Maar ik ga het gewoon proberen. Het is net zoals ik dit huwelijk ben in gestapt: je doet het goed, of je doet het niet.