Geschiedenis van de filosofie 5

“De mens is niets anders dan wat hij van zichzelf maakt”, zeggen de existentialisten. De vijfde cursus: inleiding in de geschiedenis van de filosofie schetst de ontwikkelingen van de filosofie in 20e eeuw en het existentialisme is een stroming die bewust levende individuen aanspreekt op hun verantwoordelijkheden. De cursus begint met een inleiding op het denken van Edmund Husserl, de grondlegger van de fenomenologie en eindigt met het denken van de feministische filosoof Julia Kristeva, die zich mengt in het postmoderne debat. De fenomenologen richten hun analyse op het bewustzijn om helderheid te verschaffen in de grondslagen van het menselijk kennen. Wetenschapsfilosofie, taalanalyse en geschiedenis van de filosofie zijn belangrijke onderdelen van het wijsgerige vertoog in de 20e eeuw. De existentiefilosofen breiden het onderzoek uit met analyses van de werkelijkheid en het bestaan. De Neomarxistische filosofen analyseren de bestaande maatschappij en openen een kritisch debat over de moderne beschaving. Na de jaren zestig wordt het filosofische landschap mede bepaald door ‘postmoderne’ filosofen. Zij vragen aandacht voor het andere en het verschillende in de eigen cultuur en openen de mogelijkheid tot de dialoog met verschillende culturen. Elke les zal een filosoof en een belangrijk thema uit zijn oeuvre worden besproken met behulp van lesbrieven. Er wordt geen huiswerk gegeven. Literatuur voor verdere zelfstudie wordt aangereikt. In de loop van de cursus wordt een goed overzicht van de filosofische ontwikkelingen opgebouwd. Aan het eind van de volledige leergang (zes jaar) beschikt de cursist over een inleidend leerboek van de geschiedenis van de filosofie.